Sound of silence

2 november 2014 - Chamarajanagar, India

Lieve Marieke, sweet sistaaaaa!!

 

Het is stil aan de overkant van de Maas, dus daarom even een teken van leven van mijn kant. Hoe is het met je? Je hebt het vast erg druk met het oppakken van allerlei activiteiten in het Mestreechse, het loslaten van oude herinneringen en ruimte maken voor nieuwe. Wat het ook is, ik weet zeker dat je hierin ook weer je weg vindt en er allerlei mooie dingen voor je te liggen wachten op je pad!

Aan deze kant van de wereld is het allesbehalve stil. En dat bedoel ik in de eerste plaats zeer letterlijk. Ik was even vergeten hoeveel ongelofelijk kabaal India kan maken. Ieder moment komt er wel weer een geluid uit onverwachte hoek. Inmiddels ben ik na een aantal weken wel gewend aan het luide non-stop getoeter van alles wat zich maar min of meer kan voortbewegen, van de grote ‘horn please’ bussen en vrachtwagens met speciale tientonen claxons, tot toeterende riksja’s, brommers, bellende fietsen, schreeuwende boeren met wagens die hun ossen sneller proberen te laten lopen tot het in den treure ‘hello, where you from?’ dat vanuit allerlei hoeken en gaten op me wordt afgevuurd. Om maar eens een rondje straat te noemen. In datzelfde rondje vindt er om de hoek een groot feest plaats op zondagochtend 7 uur waar onder luide muziek de opening van een huisje wordt gevierd in gezelschap van het halve dorp dat danst en eet alsof het een lieve lust is. Even verderop klinken de mantra’s uit de tempel, die worden overstemd door de oproep voor het gebed van de ernaast liggende moskee en als je nog een stukje doorloopt wordt je verrast door luid getrommel van een of andere ceremonie ter ere van wat er ook maar te eren valt, want er is altijd wel reden voor een feestje zo wordt er hier gedacht. En als er nog niet genoeg vertier is, kan de muziek op de mobiele telefoon ook nog altijd op de maximale volumestand, zodat iedereen kan meegenieten op straat, in de bus of als je denkt rustig een kopje Nescafé te drinken in een verlaten restaurantje waar je net een half uur voor door het kabaal hebt moeten zwoegen. Ik noem maar eens wat.

Een zijstraatje India. Een kabaal van jewelste. Een kakafonie van alles wat leeft dat het leven viert. In het kwadraat. Ondanks het feit dat ik hier toch ver van de enigszins bewoonde wereld af zit, lijkt het er vaak drukker dan op een gemiddelde koopzondag in Maastricht. De natuur doet ook gewoon mee overigens. Vogels fluiten hier niet, maar maken een luid gesnerp, honden blaffen en janken wanneer het maar kan, het liefst midden in de nacht onder je raam als je net in slaap bent gevallen en als het onweert dan knallen de donderslagen om je heen als vuurwerk.

Dat is trouwens ook een hele beleving, vuurwerk in India. Vorige week vierden we Diwali, het feest van licht, wat vergelijkbaar is met ons oud en nieuw. Oude dingen worden losgelaten, het nieuwe wordt gevierd en een verwachtingsvolle periode met voorspoed en geluk verwelkomd. En dit natuurlijk, zoals het hoort, onder het genot van een hoop kabaal. Opgedoft in de mooiste kleding worden er dansspektakels opgevoerd, muziek gemaakt, hard gezongen en uiteraard veel gegeten. Suikergoed, marsepein en nog meer van al dat lekkers. Als het maar zoet is. Geen wonder dat hier de tanden van de kinderen spontaan uit hun mond vallen, maar dat even terzijde. Het feest, dat drie dagen duurt trouwens, nog eens wat anders dan ons oudjaarsavondje, wordt afgesloten met groot vuurwerk. Dagenlang keken de kinderen vol spanning uit naar deze avond waar ze pataki mochten afsteken. Een leuk half uurtje vol sterreflikkers en brandende kaarsjes stelde ik me zo voor. Bleek ik me toch iets te hebben vergist. ‘Pataki bang bang boem!’ was niets teveel gezegd door de jongens. Nog nooit heb ik zoveel en zolang vuurwerk gezien. In meer dan twee uur ging de ene vuurpijl na de andere de lucht in, rotjes knalden overal om ons heen en sterreflikkers, ja die waren er ook, maar dan super xxxl formaat. De hele lucht was een lichtfestijn. Maar of Diwali zich nog zo welkom voelde? Na een uur leek de omgeving wel een oorlogsgebied. In de waas van opstijgende kruitdampen, die werd doorkliefd door harde knallen, renden de kinderen juichend en schreeuwend door het dolle heen. Ik vroeg me af waar dit heen ging en bij mij gingen er ook allerlei lichtjes branden. Als er in een van de armste gebieden van India voor vele roepies de lucht in wordt geschoten, waar ook mensen voor kunnen geholpen worden in de ziekenhuizen waar niemand terecht kan omdat er geen dokter is die kan opereren, waar gaan we dan naar toe? Is dat geluk als alle zuur verdiende roepies worden opgedronken door de mannen van de families die met zijn tienen in een huisje wonen dat van ellendigheid uit elkaar valt, waar wel de tv blijft staan overigens, die net als de mobiele telefoon en Wi-Fi zo heilig is als een koe? Wanneer er in het dorp verderop tijdens Diwali een meisje van 14 jaar overlijdt nadat ze bruut is verkracht door drie mannen en er vervolgens vrolijk wordt door gefeest, wat is dan de echte waarde van het licht? Het waren niet alleen de roetdampen die me mijn adem ontnamen en zorgde voor prikkende ogen. Af en toe word ik hier een beetje duizelig van alles wat ik zie en ervaar.

Hoe bewuster ik zelf ben, hoe bewuster ik ook de wereld om me heen waarneem. En die wereld kan soms keihard zijn en moeilijk te bevatten. De onrechtvaardigheid die ik ervaar en tegelijkertijd het machteloze gevoel dat het bij me oproept. De frustratie van een nietig mens zijn, maar ook het grotere geheel zien en weten dat het ook anders kan. Geduld hebben en vertrouwen dat alles loopt zoals het moet lopen. Ik heb de twee kanten van de medaille heel helder en ik ben als het water van de Maas dat tussen deze oevers doorstroomt. Met steeds minder waar ik me aan vasthoud, kan vasthouden ook, want het gras lijkt groener aan de overkant, maar eenmaal op die plek aangekomen ziet het er vaak anders uit. Dus heb ik de trossen los gegooid en de koers laat ik bepalen door een eigen onderstroom van een lach en een traan, die me steeds weer brengt waar ik op dat moment dien te zijn.

Vorig weekend was dat bijvoorbeeld een traditionele Indiase bruiloft in Mysore van een leraren van Deenabandhu School waar ik in een gammel busje volgeladen met een aantal opgedofte prinsessemeisjes van het weeshuis naar toe ging. We kwamen aan op het hoogtepunt van het feest, namelijk de dag waarop er foto’s met het bruidspaar worden gemaakt. Een hele happening met zo’n tweeduizend mensen die zijn uitgenodigd en allemaal een kiekje op het podium willen met het kersverse paar. En een leuke afleiding tussen alle ceremonies, rituelen, dans en gezang door, dat doorgaans zo’n zeven dagen duurt. Of het voor het paar allemaal zo leuk is, was me niet helemaal duidelijk. Hoewel de bruidegom nog stevig de moed erin hield en bij iedere foto enigszins kon blijven stralen, was die bij de bruid al in haar met diamanten bewerkte bruidsslippertjes gezakt. Haar gezicht verstard in een soort van grimaskramp, met een lichaam dat mooi in een wassenbeelden museum zou passen, onderging ze als verdoofd het geheel. Ik kreeg warempel medelijden met haar en had de neiging om haar van het podium af te sleuren, weg uit de drukke menigte, het kabaal en de aandacht en haar ergens te planten op een onbewoond eilandje. Veel tijd om af te dwalen had ik niet want ik moest meekomen om te eten van de meisjes. Maar dat hebben we toch net al gedaan? Ja, dat was breakfast. Dit is lunch, akkaaaa!  Met hun ogen rollend sleurden ze me op mijn beurt mee naar de lange tafels waar de lunch op een bamboeblad voor ons werd neergekwakt.

Eten. Nu we het er toch over hebben. Een van de primaire levensbehoeften en dat is hier heel duidelijk te proeven. Je bent wat je eet is overigens ook geen misplaatste stelling. Hoe dikker, hoe rijker en dus ook hoe beter. De eerste vraag die mij gesteld wordt, door wie dan ook, is niet ‘how are you’? Maar ‘you had breakfast, madam’? Of lunch of dinner of any kind of food dan ook en dan willen ze natuurlijk ook graag weten wat je gehad hebt. Tot in detail. En dat geldt ook voor vreemden die ik tegenkom op straat. Het liefst ook nog hoeveel het gekost heeft. En dat was het gesprekje dan. Dan gaan we weer vrolijk verder met de orde van de dag.

Zoals Marx zei dat geloof als opium voor de mens is, geloof ik dat dit hier eten is. Letterlijk wordt de Indiase cultuur zoet gehouden en leeft de gemiddelde Indiër van maaltijd naar maaltijd met suiker en vet als meest geliefde ingrediënten. Eten lost de problemen op, geeft je een goed gevoel en legt een verdovingslaagje over de pijnlijke wonden die maar niet willen helen bij zovelen. In combinatie met de afleidingsmanoeuvres van geluid, geschreeuw en gekwebbel is dit de perfecte mix voor behoorlijke portie ontwijkingscoping. Stilte en leegte legt de pijn en het verdriet dat we niet willen voelen bloot. Daarom gooien we er nog maar een schepje suiker bovenop.

De zoetwaterstroom bracht me gisteren wederom in Mysore, dit keer met Lokesh, mijn renmaatje met wie ik iedere ochtend de middle of nowhere van Chamarajnagar onveilig maak. Als rasechte Indiër wilde hij me graag trakteren op de lokale ontbijtspecialiteit. Dosas masala van Mysore. Een soort van gefrituurde wentelteefjes gevuld met pittige masala waarmee je kunt dippen een kwak kokoschutney. Een echte aanrader op de nuchtere maag na twee uur hobbelen opgepakt in een overvolle scheurende stinkbus. Maar volgens Lokesh is het Indiase eten niet vet, hoor, we frituren gewoon alleen alles. Als aankomend masterstudent in Duitsland met een yogapassie wilde ik hem ‘s middags graag meenemen naar het yoga walhalla in Gokulam. Bij de befaamde kokosnootstand werden we gewezen op een plek waar we lekker konden eten voor weinig geld. Mystic School. Lokesh had er nog nooit van gehoord, terwijl hij lange tijd in het ashtanga mekka gewoond heeft. Toen we op de mystieke plek aankwamen, ging er een wereld voor hem open. Dit had hij nog nooit gezien. Een restaurant op het dak van een gebouw! Met een hangmat!  “Wat is een sauna”? vroeg hij me, wijzend naar de deur achter me. “Gek dat mensen voor de lol in de hitte gaan zitten”, concludeerde hij. “Oh, ik moet hier met bestek eten, eens even kijken hoe dat gaat”. Terwijl Lokesh zich stortte op het Indiase lunchbuffet, was ik heel blij met het yogic food dat ook op de kaart stond. Vegetable salad and homemade bread with humus. Na een aantal weken van rijst en prut was dit pure Samadhi voor mij. Terwijl we samen zaten te smikkelen, aan een tafel, van een echt bord met bestek, viel Lokesh opeens stil. Na een tijdje keek hij me aan en zei: “Weet je wat me hier opvalt? Het is hier zo rustig”. Hij glimlachte en ging verder met zijn beproeving ‘eet een chapatti met dahl met mes en vork’ en smakte lekker verder.

Mijn oor viel inmiddels op het gesprek dat ik achter me hoorde. Drie Amerikaanse yogini’s die dramatisch hun weekevaluatie met elkaar deelden. De frustraties die ze waren tegengekomen die week, de houdingen die niet waren gelukt, de spirulina drankjes die tegenvielen, de adjustments die ze niet hadden gehad. Het eten dat niet smaakte. Maar dat dit ook deel was van het yogapad. Leren accepteren van wat er was. That’s life besloten de yogini’s in koor. Lokesh keek me aan. “Weet je wat ik niet begrijp? Waarom die vrouwen zich zo kleden in dit land”. Ik nam de dames in me op. De hotpants en singlets waren inderdaad nietsverhullend. “Hebben ze zich niet voorbereid op het land waar ze naar toe komen? Of zijn ze daar helemaal niet mee bezig?” Ik keek naar mijn homemade bread met humus. Het schijfje komkommer met tomaat lachte me sipjes toe. Ik had opeens helemaal geen trek meer. En ik wilde ook niet meer op zoek naar de shala van Pattabhi Jois. Ik voelde me als het water stromen tussen twee overkanten. “Wil je wat van mij proeven?” vroeg ik Lokesh. Hij keek naar het brood alsof het spacecake was. “Wat is dat?” “Brood”. Hij lachte. “Nog nooit gehad”. Maar luid smakkend gaat alles naar binnen. Met als klap op de vuurpijl een flinke boer. Pataki was er niks bij. Zo.

Mijn buik was vol en mijn mond gesnoerd. Wat gebeurt er als alles stil valt en er niets meer te dempen is? Datgene waar het echt om draait wordt verzwegen. In de stilte hoor je jezelf en hier luister ik naar een stem die niet mag klinken.

Naar het gesnik in een hoekje van een van de vrouwen in Shakti Rama, een soort van blijf-van-mijn-lijf huis aan de rand van Mysore, waar vrouwen worden opgevangen die verstoten zijn door hun familie of gevlucht zijn van hun man. Vrouwen, waarvan er zoveel zijn in India, die nergens thuis horen en hun eigen thuis in ver verleden hebben verlaten door op jonge leeftijd te worden uitgehuwelijkt aan een twintig jaar oudere man en op vijftienjarige leeftijd al de verantwoordelijkheid krijgen als moeder die ze vaak niet kunnen dragen. De schrijnende situatie daar stak een dolk recht in mijn hart. Donkere muffe kamers, opgevuld met matrasjes op iets wat voor bed door moet gaan. De geur van urine, poepluiers, zurige braaklucht en geschifte melk, met geluid van schreeuwende baby’s op de achtergrond. En temidden van al dit tumult, zag ik haar. Ik herkende haar meteen. Dezelfde verdrietige ogen. Ik liep op haar af. De moeder van Sherda en Shekar. Het zusje en broertje die onlangs bij ons zijn gebracht. Beiden heb ik een beetje onder mijn hoede genomen en ik heb nog nooit zo’n hongerige kinderen gezien. Een onweerstaanbare honger naar liefde en aandacht die niet gestild kan worden lijkt het wel. Knuffelen, kussen, niks kan dit immense lege gat opvullen. Altijd vragend naar meer.  

Ze keek me aan en lachte door haar tranen heen. Dezelfde lach. “Sherda en Shekar zijn ok”, zei ik. Ze barstte in diepe tranen uit en greep me vast. Haar derde kind, die ze bij zich droeg op haar arm, te jong om in Deenabandhu te worden opgenomen, viel bijna op de grond. “Alsjeblieft zorg goed voor ze. Please madam. Please?!”. En luid snikkend legde ze haar hoofd op mijn schouder en klampte zich helemaal aan me vast. Net als Sherda en Shekar altijd doen.

“Bad mother. Bad mother”. Ze bleef de woorden maar herhalen met lange uithalen tussen het snikken door. Ik pakte haar gezicht in mijn handen. Keek haar aan met tranen in mijn ogen. “Nee. Je bent geen slechte moeder. Je hebt het beste gedaan wat je kon. En je bent weg bij je man. Je hebt gekozen voor een toekomst voor jezelf. Hoe moeilijk ook. Tijd. Geef het tijd”.

“So much pain. So much pain madam”. En ze liet haar hoofd hangen. Terneergeslagen. Dezelfde houding als toen ze bij Deenabandhu door het hek naar buiten liep. De boel verslapte in mijn handen en ik voelde dat er een eeuwigheid nodig was om de gebrokenheid te herstellen. Tubes wonderlijm die hier gretig worden gesnoven om de stukjes aan elkaar te plakken zijn niet toereikend genoeg. Een instant oplossing for the time being.

Ze liet me niet los. Ze hing aan me, het kind als een soort buffer tussen ons in. Ik sleepte haar mee naar het dichtstbijzijnde bed dat ik kon vinden en legde het slappe lichaam erop. Het kind veilig in moedersschoot. “Go to sleep. Close your eyes. Everything is going to be fine”, zei ik met een brok in mijn keel. Met een diepe zucht zakte ze weg in het doorgelegen bed. De geur was niet te harden. Bijna als verstikt liep ik naar buiten.

Alles was opeens stil om me heen. Geluiden gleden langs me af. Ik hoorde niets meer. De geur van ellende nog in mijn neus. In de auto keek ik naar hoe de wereld gewoon doordraaide. De drukte. De bezige bedrijvigheid. Toen we even buiten Mysore stopten bij een van de oudste bomen van de regio, keek ik omhoog en zag ik door de ruisende bladeren de schittering van de zon schijnen. Recht in mijn gezicht. Ik voelde de tranen in mijn ogen. De greep om mijn keel liet los. Ik ging zitten en ademde diep in en snoof de oergeur op van de vierhonderd jaar oude boom. Ik zakte tot op de bodem van de aarde. Sloot mijn ogen en luisterde naar het oorverdovende geluid van de stilte wat me raakte tot diep in mijn hart. Traan langs mijn wang. Een diepe zucht.

En terwijl ik dit schrijf, zie ik in de verte Shekar op me af rennen. Breedgrijnzend met zijn armpjes in de lucht. Akkaaaaaaa!

Het is ook nooit stil hier…;-)

Lieve sistaaaa, ik ben nog wel even bezig hier, spreek je hopelijk gauw weer! 

Warme knuffel uit India xx

Anouk 

Foto’s